Kaakcorrectie bij een te kleine onderkaak
Om een te kleine onderkaak te verlengen wordt de onderkaak zo gespleten dat deze als het ware kan uitschuiven. Nadat de onderkaak naar voren is geschoven bestaat er contact tussen de botdelen zodat ze weer aan elkaar kunnen groeien. Er hoeft geen stukje bot tussen te worden gezet. Tijdens de operatie worden meestal de onder- en bovenkaak met behulp van een kunststofplaatje dat vóór de operatie is gemaakt, in de juiste stand tegen elkaar gezet en tijdelijk aan elkaar vastgemaakt met staaldraden. Hierna worden de delen van de onderkaak in hun nieuwe stand aan elkaar bevestigd met kleine plaatjes en/ of schroefjes. In de meeste gevallen is het daarna mogelijk de staaldraadjes weer los te knippen zodat de mond na de operatie weer open kan. Een enkele keer is het nodig om de onder- en bovenkaak gedurende vier tot zes weken met staaldraadjes aan elkaar te bevestigen. In deze periode kan alleen vloeibaar voedsel worden gebruikt. In sommige gevallen bemoeilijkt een nog niet doorgebroken verstandskies het maken van de botsnede. In dat geval wordt de verstandskies ruim van tevoren verwijderd.
De zenuw, die het gevoel in de onderlip en kin verzorgt, loopt langs de botsnede. Na de operatie kan dat een tijdje een vreemd, wat verminderd gevoel in de onderlip tot gevolg kan hebben. Dit vreemde gevoel is niet ‘zichtbaar’ en herstelt meestal na enkele weken. Bij sommige mensen kan dit herstel van het gevoel enkele maanden tot een jaar duren. Een enkele maal blijft er een ‘ander’ gevoel bestaan zonder dat dit de functie van de lip benadeelt.